“Jij hebt makkelijk praten,” zegt Okrani ongeduldig tegen zijn jongere zus.
Haar brede schouderpantser beweegt mee als zij een schouder ophaalt. Ze pulkt aan haar nagels alsof er niets interessants in de wijde omgeving te bekennen is. “Ik zei alleen maar dat je nog even moet wachten.”
Okrani knikt naar de houten deur naast hen. Ze staan samen met hun middelste broer op het balkon van een langwerpige boomhut. Het bos waarin ze zich bevinden, is breder en hoger dan ze tot op heden hebben verkend. Nog nooit hebben ze de toppen van de bomen gevonden, en niemand van hun soort weet waar het bos overgaat in iets anders.
“Jij bent niet degene die hem nodig moet spreken,” vervolgt Okrani. “Dus speel geen spelletjes met me maar laat me erin.”
Zijn zusje haalt nogmaals haar schouder op. “Ik houd je helemaal niet tegen. Je kan naar binnen stappen op ieder moment dat je wilt.”
Hij rolt met zijn ogen en stapt naar de deur toe. Hun middelste broer steekt een hand uit en houdt Okrani daarmee tegen. “Ze zegt niet zonder reden dat je moet wachten,” zegt hij verstandig.
“Haar hele reden is om mij te ergeren,” zegt Okrani.
“Dat geloof je niet echt.”
Okrani snuift. Zijn broertje heeft gelijk. Hun zusje doet zelden iets zonder reden. Vaak heeft ze egoïstische motieven of speelt ze bewust op anderen in, maar ze wekt nooit ergernis op voor het simpele doel om iemand op stang te jagen. “Zolang zij niet met een betere reden komt, ga ik ervan uit dat het geen zin heeft om naar haar te luisteren.”
Ze steekt haar hand voor zich uit om haar nagels van een afstandje te bewonderen. “Ik vertel je nooit wat je moet doen,” zegt ze quasi-onschuldig. “Je bent zelf volledig verantwoordelijk voor wat je doet. Ik vertel je alleen maar wat ik je aanraad. Dat voorstel mag je volledig negeren als je dat liever doet.”
“Zeg dan wat er gebeuren gaat,” zegt Okrani met een grom.
Voor het eerst kijkt ze op van haar nagels. Haar knappe gezicht draagt een gekwetste uitdrukking. “Is het niet genoeg dat je enige zusje iets van je vraagt? En ik vraag niet eens veel. Gewoon nog heel eventjes wachten voor je die deur opent.” Ze pruilt. “Kom op, broer, je vertrouwt me toch wel? Wij zijn toch een familie gebouwd op vertrouwen?”
Okrani gebaart naar zichzelf en hun broer. “Wíj zijn een familie gebouwd op vertrouwen. Jij bent de late nakomeling die we maar moeten accepteren.”
“En dat doen we ook,” komt hun broer met heldere toon tussenbeide. “Kerri heeft ons nog nooit tegengewerkt of verraden. Ze heeft geen enkele reden om dat te doen. Ze hoort bij de familie en dat heeft ze vaak genoeg bewezen.”
“Vertel me niet wat ik al weet,” snauwt Okrani. Als de oudste voelt hij de last om wat er over is van de familie, bijeen te houden. Zijn eerste prioriteit ligt bij zijn vader en zijn broertje, de enige familieleden die de Bepalende Oorlog hebben overleefd. Hun jongere zusje was pas erna geboren. Okrani heeft nog altijd het gevoel dat zij nergens de ernst van inziet. Ze bespeelt anderen te pas en te onpas, en lijkt meer bezig te zijn met haar uiterlijk dan met het wederopbouwen van de macht en invloed van hun vader. Zij weet niet hoe het is om volledig op de familie te moeten vertrouwen en elkaar werkelijk met hun leven te vertrouwen.
“Gedraag je dan met iets meer respect tegenover haar,” zegt zijn broertje.
Okrani waagt een poging. “Waarom is het zo belangrijk dat ik even wacht?” vraagt hij aan de jongste.
Zij gebaart naar de deur. “Daar kun je nu zelf achter komen.”
Hij knijpt zijn ogen samen. “Is het voorziene gevaar dan zojuist geweken, of probeer je me alsnog in de problemen te werken?”
Ze giechelt. “Wat ik daar ook op reageer, je weet het antwoord pas zodra je het voor jezelf meemaakt.”
Okrani werpt een hulpzoekende blik op zijn broertje. Maar die haalt zijn schouders op. “Ze zegt dat het nu veilig is, en je wilt zelf graag naar binnen,” zegt die, “dus je kunt net zo goed gaan. Hier ga je toch niet meer duidelijkheid of antwoorden krijgen.”
Ontevreden kijkt Okrani tussen zijn jongere broer en zus heen en weer. Gaandeweg stemt hij in met de oordelen van zijn familieleden. Hij vertrouwt zijn broertje, en ondanks alles is hun zusje toch familie. “Vooruit dan maar.” Hij passeert hen en duwt de deur open. Op zijn hoede stapt hij naar binnen, erop voorbereid om in een onprettige situatie terecht te komen.
Maar hun vader loopt door de open ruimte. Hij heeft niets vast en zijn tempo ligt dichter in de buurt van slenteren dan lopen. Zijn blik valt op Okrani en wordt dan bedenkelijk. “Heeft Kerri jou gestuurd?”
Okrani werpt een blik op zijn zusje, die nog op het balkon om het hoekje staat. Zij knipoogt hem toe. “Dus het is waar dat je niet onderbroken wilde worden tot aan dit moment?” vraagt hij.
“Je beantwoordt eerst mijn vraag.”
Het komt niet eens in Okrani op om zijn eigen punt vol te houden. Gelijk wil hij liever helderheid naar zijn vader brengen, dan dat hij dat zelf krijgt. “Ze heeft me niet gestuurd. Ik wilde iets met jou bespreken, maar ze wachtte me op. Zij heeft gezegd dat ik moest wachten, maar ze wilde niet zeggen waarom.”
Zijn vader trekt een scheve lach. “Dat heeft ze goed gedaan. In ieder geval het stuk waarin ze zei dat je moest wachten. Het verzwijgen van de reden is niet erg attent. Maar haar kennende heeft ze ook dat met een reden gedaan.”
Okrani’s zusje legt een hand op de deurpost en laat haar gezicht zien. Met een zelfvoldane lach richt ze zich tot haar oudere broer.
“Blijkbaar heb jij een bedankje van me tegoed,” zegt hij met tegenzin. “Maar wees de volgende keer niet zo onuitstaanbaar.”
“Ik bepaal niet wat jij voelt of doet, broer,” zegt zij.
“Nee, maar je kiest het wel uit.”
Ze knikt richting hun vader. “En daar is iedereen me dankbaar voor.” Ze zwaait naar de jongens en gaat ervandoor.
Okrani is nog opgefokt en ongeduldig van wat hij zijn vader te vertellen heeft. Maar diep vanbinnen is hij zijn zusje dankbaar dat zij alles in goede banen leidt. Het heeft zo zijn voordelen om een waarzegger in de familie te hebben.
Rowena de Wit, schrijver van De Witte Zee van Bliksem (uitgegeven op 1 september 2022 bij KNOW uitgeverij)