Bram de Piraat keek vanaf het vogelnest naar de verte. Wat zag hij daar aan de horizon? Dat kon het eiland Iranka nog niet zijn. Dat moet nog zeker vijf dagen varen zijn. Hij pakte zijn verrekijker er nog even bij. Een schip! Wat doet die hier? Hier komen normaal nooit schepen. Bram kijkt nog eens goed. Het schip is groot met wel negen masten. Het heeft een boegbeeld van een prachtige vrouw met rozen in haar haar. Brams blik gaat richting de top van de masten. Daar wapperen de vlaggen. Een zwarte vlag met een doodskop, met tussen de tanden een rode roos. Het schip is van de piraten van de Rode Roos, de grootste, machtigste en gevaarlijkste groep piraten van heel Belantinia.
“Gevaar op tien uur,” roept Bram naar beneden.
“GEVONDEN”. Ik schrik me kapot. Sla mijn vleugels uit, maar stoot mijn hoofd tegen de binnenkant van de tulp. Ik had gedacht dat deze net ontluikende tulp een prachtige schuilplaats zou zijn om even te kunnen lezen, zonder telkens te horen dat ik nu echt moet gaan zoeken naar nectar. Ik kijk naar de opening en zie het lachende gezicht van Kuat.
“Kom Mimpi, je moet aan de slag. Je moet nog zeker honderd bloemen bezoeken voordat het donker wordt. Nenek is al boos, maar zal woedend zijn wanneer je je taak niet volbrengt.”
Ik zucht, neem mijn boek in mijn armen en vlieg samen met Kuat terug naar de korf. Waarom is Nenek zo streng voor haar volk? Gewoon een dagje rust en heerlijk lezen moet toch kunnen? Maar ik ben de enige die zich daar iets van aantrekt. De rest van het bijenvolk is de hele dag bezig: bloemen zoeken waar nog veel nectar in zit, het nectar ophalen en brengen naar de korf. De hele dag hetzelfde en iedereen doet ook hetzelfde. Het is allemaal zo saai. We komen aan bij de korf. Ik breng mijn boek weg en kijk naar de dans van Cepat. Hij weet altijd waar nog heel veel nectar te vinden is. Er schijnt een veld vol bloemen te zijn, best ver van de korf, maar daar kunnen we nog dagen nectar halen.
Samen met Kuat ga ik op pad. Kuat is mijn beste vriend, maar wel een grote opschepper. Hij kan meer dan twee keer zoveel nectar meenemen dan de meeste andere bijen en laat dat graag ook aan iedereen weten. Vlak voordat we bij het veld aankomen word ik ondersteboven gevlogen door Cepat.
“Dromertje, wel een beetje doorvliegen,” roept hij nog snel achterom, voordat hij in de verte verdwijnt.
Het veld ruikt echt verrukkelijk en de zon maakt het heerlijk warm. Er staan veel verschillende soorten bloemen. De klaprozen zijn altijd mijn favoriet. Ik vlieg daar dan ook op af, terwijl Kuat richting een groepje narcissen vliegt. Waarom maken we op dit veld geen korf, dan hoeven we niet zo ver te vliegen.
Dan houden we tijd over en kunnen we leuke dingen gaan doen. Zoals lezen, schilderen of een boek schrijven. Nee, ik weet nog iets veel beters. Zelf een avontuur beleven. Gaan varen, net als Bram de Piraat, of gaan zwemmen zoals Dolly de Dolfijn. In mijn hoofd maak ik al de spannendste avonturen mee.
Ik vlieg naar de volgende bloem, maar ik zie Rajin niet vliegen en bots tegen haar op. De klap die ik met mijn linkervleugel maak, zorgt dat er een pijnlijke scheut door mijn vleugel schiet. Ik kan hem niet meer gebruiken. Steeds sneller tuimel ik naar beneden. Cepat en Kuat vliegen naar mij toe. Cepat is natuurlijk als eerste bij mij en vangt me op. Lang houdt hij me niet, maar gelukkig is Kuat er en neemt me van Cepat over. Kuat brengt me in zijn sterke armen terug naar de korf. “Ik vlieg alvast vooruit, zodat Batu weet dat jullie eraan komen,” zegt Cepat, voordat hij er als een speer vandoor gaat.
In de ziekenkamer zit Batu al op mij te wachten. De lieve verpleegsterbij kijkt met een bezorgde blik naar mijn vleugel. Ze gebaart naar Kuat om me op het bed te zetten en slaat daarna haar vleugel om mijn schouders. “Och meisje toch. Dat ziet er niet best uit. Sla je vleugels eens uit,” vraagt ze vriendelijk.
Ik probeer het, maar de pijn zorgt ervoor dat ik meteen in elkaar duik. Dit voelt echt niet goed. Aan de bezorgde blik van Batu kan ik ook zien dat het niet goed is.
“Dat wordt zeker twee weken je vleugels niet gebruiken en daarna nog acht weken niet belasten.”
Tien weken niet meehelpen, tien weken thuis zitten. Ik laat mijn hoofd hangen en de tranen komen tevoorschijn. Tien weken thuis. Wacht even: dat betekent tien weken lezen! Daar heb ik geen vleugels voor nodig. Mijn tranen houden op en na de laatste verzorging van Batu ga ik naar mijn kamer. Mijn gezellige kamer, met aan elke muur mooie boekenplanken vol leerzame boeken.
Wanneer ik de eetzaal binnenkom voor het avondeten, staakt het vrolijke gezoem onmiddellijk. De meeste bijen kijken me boos aan. Zelfs Kuat kan me niet aankijken. Wat is er toch aan de hand? Dan staat Rajin op. Mijn altijd rustige en ijverige vriendin vliegt boos naar mij toe.
“Waarom kan je niet een keer uit je doppen kijken. Waarom zit je altijd te dromen? Waarom kan je niet gewoon meehelpen? Waarom zit je altijd met je neus in de boeken? Waarom ben je niet gewoon zoals ons. Door jou hebben we gisteren niet genoeg nectar op kunnen halen. Omdat jij niet kan vliegen, moeten wij harder werken.”
Geschrokken kijk ik haar aan, draai me om en ga naar mijn kamer. Ik duik op mijn bed, stop mijn gezicht in het kussen en de waterlanders komen tevoorschijn. Ik kan er niets aan doen dat ik zo ben. Ik ben gewoon anders. Ik doe mijn best om te zijn zoals de anderen, maar het lukt me niet. Ik blijf huilen totdat ik uiteindelijk uitgeput in slaap val.
Ik word wakker van een hoop geroezemoes. Hoe laat is het? Ik kijk op mijn wekker en zie dat het al tien uur is. Waarom is er zoveel leven in de korf? Op dit tijdstip moet iedereen bezig zijn met nectar verzamelen. Ik kom mijn bed uit en ga richting het geluid. Ik kom in de grote zaal. Cepat neemt het woord. “Er was ineens iets groots en rond. Het viel op het veld met bloemen. De bloemen zijn geplet en we kunnen er nu niets mee. De grote glazen bol is te groot en te zwaar om hem daar weg te halen.”
Alle bijen zijn in paniek. De bijen zoemen en vliegen door elkaar. Nenek laat haar hoofd hangen. Wat moeten ze nu doen? Zonder het veld met bloemen krijgen de bijen nooit een grote voorraad nectar die ze zo hard nodig hebben. Ze heeft geen idee hoe dit opgelost moet worden.
Ik ga terug naar mijn kamer en sluit verdrietig mijn deur. Kon ik de bijen maar helpen. Mijn blik gaat door mijn kamer en blijft hangen op een aantal boeken over tuinieren. Ik staar ernaar en plots heb ik een idee. Ik trek een boek van de plank en vlieg ermee naar de grote zaal.
“Ik heb een idee voor de glazen bol!” schreeuw ik uit. Alle ogen zijn nu op mij gericht. Ik laat het boek “Bloemen onder glas, alles wat u moet weten over kweken in een kas” zien. “Mensen gebruiken grote glazen dozen om er groente, fruit en bloemen te kweken. De planten leveren dan meer op. Kunnen wij niet van die grote glazen bol een kas maken?”
“Ik ben sterk genoeg om een gat in de bol te maken,” zegt Kuat
“Ik kan ervoor zorgen dat we mooie bakken krijgen waar de bloemen in kunnen,” stelt Rajin voor, terwijl ze haar vleugels om me heen slaat. Het voelt goed dat we weer vriendinnen zijn. Opeens komt de ene naar de andere bij met een idee om de kas steeds beter te maken.
Een aantal dagen later vlieg ik tussen Cepat en Kuat naar het voormalig veld. De kas is klaar en ziet er prachtig uit. De bloemen moeten nog groeien en bloeien, maar uiteindelijk zal het goed komen, voordat de voorraad nectar op is. Wanneer ik de kas word binnengedragen, klinkt het heel hard: “Hoera voor Mimpi, het Boekenbijtje.”
Nenek komt naar me toe en zegt: “Zonder jouw boekenwijsheid was het niet gelukt om zo’n fantastische kas te maken, waardoor we binnenkort genoeg nectar hebben.”
Ik kijk blij om me heen. Blij dat ik van zo’n leuke bijengroep lid ben. Ook al ben ik anders dan zij, ik ben niet slechter. Ik vul ze aan. Ik mag zijn wie ik ben.
Jolijn Grootendorst
Instagram: @het_boekenbijtje