Raya loopt met Jake door het bos. Het is nog vroeg, de ochtenddauw is op de bloemen te zien en de vogels zingen hun lied. Tussen de lage struiken ziet ze een schittering die een sterke aantrekkingskracht op haar heeft. Ze blijft er maar naar staren.
Ze denkt terug aan vannacht. Het was een vreemde droom geweest. Ze was bij het strand en had dezelfde glinstering gezien. Langs de branding van de zee had ze een ketting gevonden. Het was een simpel sieraad geweest. De kralen waren in de kleuren van de zee, van turquoise groen tot lichtblauw. Ze hoorde het ruisen van de zee. Ze wilde haar hand uitsteken naar de ketting, maar toen was ze wakker geworden van de donder en de bliksem.
Opeens voelt ze een tik tegen haar hand. Ze zit op de grond in het bos. Haar weelderige zwarte haar zit vol met twijgjes. Ze staat op en schudt de blaadjes van zich af. Haar broek is vochtig van de dauw.
Naast haar staat Jake een beetje dommig naar haar te kijken.
“Wat is er gebeurd?” vraagt ze verward.
“Raya, het was heel vreemd. Het leek net alsof je iets in de struiken zocht.”
“Waar?”
Jake wijst naar de plek waar ze had gezocht.
“Je neuriede er een deuntje bij, iets uit een oude tijd.”
Raya kijkt richting de plek, maar de glinstering is verdwenen. Ze baalt dat de betovering verbroken is. Ze moet dit op een later tijdstip tot de bodem toe uitzoeken.
Niet ver van het bos vandaan zit een vrouw in de branding van de zee. Ze heeft glinsterend blond haar, gouden ogen en haar huid is gebruind door de zon. Haar benen, of eigenlijk haar staart, houdt ze verborgen in het water. Ze geniet van de mensen die langs haar heen lopen. Ooit is zij ook zo geweest, maar door een ongelukkige keuze is ze nu verbannen naar de zee.
Het was een koude dag in oktober geweest. Ze slenterde verdrietig en verloren over het strand. Op een grote rots was ze gaan zitten en staarde voor zich uit over de woeste zee. Haar vader was afgelopen zomer plotseling overleden. Weken hadden zij en haar moeder samen gehuild. Op die ene dag ging haar moeder wandelen en was nooit meer teruggekomen.
“Ach meisje, waarom huil je toch?” had een zangerige stem gevraagd.
Verschrikt had ze uit haar mijmeringen opgekeken. Voor haar had een lange man, met blond krullend haar tot op zijn schouders en ogen zo blauw als de zee, gestaan. Hij stak zijn hand naar haar uit. “Kom met mij mee.”
Ze had zijn hand gepakt en was opgestaan. Samen liepen ze over het strand. Zijn tred was wat onzeker en wiebelig, maar ze besteedde er geen aandacht aan. Ze vertelde hem over afgelopen zomer, over haar ouders en hij vertelde haar eenzelfde verhaal. Ze voelde zich verbonden met hem en was verliefd geworden op zijn prachtige zangerige stem. Zo verliefd zelfs dat ze met hem was meegegaan naar een onderwaterstad. Hij had haar betoverd en gaf een prachtige ketting in de kleuren van de zee, zodat ze terug kon naar land als ze dat wilde.
In het begin had ze het geweldig gevonden. Hele dagen onderwater, genietend van al het moois om haar heen. De grote oceaan met prachtige vissen, koraal in alle kleuren van de regenboog. Ze was vrienden geworden met de vissen, dolfijnen en een narwal.
Op een dag was ze wakker geworden en was haar ketting verdwenen. Ze was nu een van hen geworden.
Ze wist niet meer hoelang ze hier gevangen zat. Maanden of misschien zelfs jaren? Een gevangenis, zo voelde het. De meermensen waren niet vriendelijk tegen haar; ze voelde zich een indringer. De man die haar had verleid en meegenomen, was uiteindelijk net zo’n hork als de rest. Toen het leuke ervan af was, had hij een nieuwe vlam gevonden en was zij aangewezen op de onderwaterwereld.
Waterdruppels spatten op haar gezicht, van schrik valt ze bijna achterover. Ze kijkt in de ogen van de koning van de zee. Zijn vurige haar hangt in de golven, als de zee, tot aan zijn staart, zijn baard is lang en woest. In zijn haar zit een kroon en hij heeft een drietand in zijn hand. Met deze man valt niet te spotten.
“Aurella, het is tijd om je bij ons aan te sluiten. Vandaag kies ik jouw partner. Als je hier niet mee akkoord gaat, word je verbannen.”
Een rilling loopt over Aurella’s rug. Hier is ze al enige tijd bang voor geweest.
“Wie heb je op het oog?” vraagt ze met trillerige stem.
“Thyron.”
“Dit kunt u niet menen. Niet hij.”
Verdrietig kijkt Aurella voor zich uit.
Haar nachtmerrie komt uit. Ze zal de zoveelste vrouw in zijn harem worden.
Aan het einde van de middag loopt Raya terug naar de plek waar ze de glinstering heeft gezien. Ze zoekt tussen de struiken. Niks, helemaal niks te vinden. Misschien is het toch een stukje verderop, maar ook daar is geen glinstering meer te zien.
Plotseling voelt ze dezelfde soort aantrekking als vanochtend. Ze volgt haar gevoel en graait tussen de struiken. Ze voelt iets kouds met stenen, het lijkt een ketting. Voor ze beseft wat er gebeurt, duwt ze de takken opzij en daar ligt de ketting uit haar dromen. Eindelijk heeft ze hem gevonden. Ze houdt de ketting tegen het zonlicht en hij glinstert als de kleuren van de oceaan. Precies als in haar droom. Snel doet ze hem om. Een vreemde schok gaat door haar heen. Zonder dat ze zich verder kan verzetten, wordt ze richting het zand geduwd.
Daar even verderop zit iemand op een rots. Ze knippert met haar ogen of ze het goed ziet, maar de vrouw die daar zit, heeft een staart. Nee, dit kan niet waar zijn. Zeemeerminnen bestaan niet. Raya loopt het strand op in de richting van de vrouw.
Ze draait zich om.
“Mijn ketting. Mijn ketting,” roept ze.
“Jouw ketting?”
“Mijn naam is Aurella. Ooit was ik net als jou, maar ik werd verliefd op een meerman en werd opgenomen door de zee. Met de ketting kon ik terug naar land, zodat ik mens kon zijn. Op een dag was de ketting verdwenen.”
Er staan tranen in de ogen van deze prachtige vrouw.
“Dat moet verschrikkelijk voor je zijn. Wil je hem terug? Ik ben trouwens Raya.”
Raya doet de ketting af en wil de ketting aan Aurella geven.
Aurella schudt haar hoofd.
“De koning heeft de ketting afgepakt en de betovering is verbroken. Ik ben te lang onder water gebleven. Ik zal mijn lot moeten accepteren. Tenzij.”
“Tenzij, wat?”
“Tijdens een van de vele avonden vertelde een oude vrouw een legende. Een vrouw had eerst benen gehad en later een staart. Ze was doodongelukkig in de zee. Op een dag kwam er een man langs en de vrouw werd verliefd. Ze kuste hem en ze had haar benen weer terug.”
“Dan heb ik de oplossing. Ik heb een vriend. Jake. Hij wil jou vast helpen.”
“Je zal op moeten schieten. Ik ben uitgehuwelijkt aan een meerman, Thyron. We trouwen bij zonsondergang.”
“Ik ben terug voor je het weet.”
In de deuropening van het café blijft Raya hijgend staan. Het is erg druk en rumoerig. Ze ziet hem zitten aan de bar en tikt hem op de schouder.
“Hier ben je. Je moet me helpen.”
“Wat doe jij hier? Wat heb je om je nek?”
“Lang verhaal. Kom nou maar mee. Ik leg het je onderweg wel uit.”
“Het komt er dus op neer dat ik een wildvreemde moet gaan kussen, zodat ze dan haar benen terugkrijgt.”
“Niet zomaar een vrouw. Ze is prachtig. Haar haren zo mooi, haar ogen stralend als de zon. Ik heb nog nooit zo iemand gezien,” zegt Raya dromerig.
“Nou, je hebt het aardig te pakken.”
Ze komen aan bij het strand. Raya rent naar de rots, maar deze is leeg. Een narwal springt geschrokken in het water.
“Ze is weg. Het was hier, ik weet het zeker.”
Haar schouders schokken, tranen rollen over haar wangen.
Raya staart uit over het water in de hoop dat Aurella toch plotseling boven komt. Maar ze weet het al. De zon zakt steeds verder richting de horizon. Het zal niet lang meer duren of hij is helemaal verdwenen.
“We zijn te laat,” zegt Raya huilend.
Ze laat zich op de grond vallen en slaat met haar handen in het zand. Haar ketting zwaait wild rond haar nek.
“Kom, laten we gaan.” Jake slaat een arm om haar heen.
“Raya!” Een zangerige stem klinkt achter haar.
Snel draait ze zich om. Ze ziet de prachtige zeemeermin op haar rots zitten, terwijl ze haar staart door het water slaat.
Raya rent terug, op de voet gevolgd door Jake. De narwal die het water in is gesprongen, zwemt nu enthousiast langs Aurella’s staart.
“Aurella, dit is Jake. Hij kan je helpen. Kus hem.”
Langzaam gaan de hoofden van Jake en Aurella naar elkaar toe. Hun lippen raken elkaar aan. Raya voelt een steek van jaloezie. Er gebeurt niets. De staart van Aurella blijft, het is een verhaal van niks.
Zodra de zon helemaal onder is, zal Aurella vergoed bij de zee horen en zal Raya deze knappe vrouw nooit meer zien. Een traan rolt over de wang van Raya.
Aurella veegt de traan met haar hand weg.
“Niet huilen. Je hebt alles geprobeerd wat je kon. Ik ben je dankbaar voor wat je hebt gedaan. Dit betekent enorm veel voor me.”
Aurella slaat haar armen om Raya heen. Raya legt haar hoofd op de schouder van Aurella. Dit is het dan. Maar dat mag niet! Het is nog niet voorbij! Raya draait haar hoofd zo dat ze Aurella in haar gouden ogen kijkt. Ze kan het niet helpen en kust de lippen van Aurella die haar kus beantwoordt. Het voelt goed en vertrouwd. Alsof ze elkaar al heel lang kennen. Een vreemde siddering trekt door het lichaam van Raya. Na enige tijd laten ze elkaar los.
“Ik hou van je.”
Een schokgolf gaat door de zee. Verschrikt kijkt Aurella naar het water. Raya volgt haar blik en verwacht dat ze Thyron ziet en Aurella komt opeisen, maar niets blijkt minder waar.
In het water bungelen twee benen. Aurella is vrij.
Geschreven door Monique Markus
Instagram @fineart_by_mo